Gewassen groeien beter op een gezonde bodem. Ze zijn dan weerbaarder tegen weersextremen (droogte en wateroverlast), bodemziekten en bodemplagen. Er zijn diverse methoden beschikbaar die bijdragen aan een gezonde bodem, maar niet elke methode is geschikt voor elke grond en gewas. Hoe pakt u dit aan?
Nu er steeds minder gebruik mag worden gemaakt van (kunst)mest en chemische middelen, wordt bodemgezondheid steeds belangrijker. Een gezonde bodem vraagt extra aandacht. Er zijn diverse methoden beschikbaar die bijdragen aan een gezonde bodem. Zo wordt er gebruik gemaakt van niet-kerende grondbewerking, directzaai (gewas direct in de oude stoppel zaaien zonder voorafgaande grondbewerking), groenbemesting en bodemverbeteraars. Niet elke methode is geschikt voor elke grond en gewas. Het is niet altijd duidelijk wat u moet doen voor een betere bodemgezondheid en effecten zijn op korte termijn vaak niet direct merkbaar.
Waarom is bodemleven belangrijk?
Het bodemleven is van grote invloed op de plantengroei. Uit organische mest, gewasresten en groenbemesters moet het bodemleven de voedingsstoffen vrijmaken die onmisbaar zijn voor de plant. Daarnaast heeft het bodemleven nog diverse andere functies. Te onderscheiden zijn de volgende:
- Afbraak van plantenresten, mest en dode bodemorganismen en vrijmaken van voedingsstoffen hieruit (mineralisatie)
- Opbouw van organische stof die slechts traag wordt afgebroken (humusopbouw, humificatie)
- Opbouw van een goede bodemstructuur
- Losmaken van een te dichte grond door het graven van gangen
- Vorming van slijmstoffen die de bodemdeeltjes aan elkaar kitten
- Mengen van organische en anorganische bodemdelen
- Beperken van te grote aantallen ziekteverwekkende organismen
De mate waarin de verschillende soorten aan bovenstaande effecten bijdragen, wisselt sterk per soort. Ook de mate waarin de verschillende soorten in een grond voorkomen, varieert sterk afhankelijk van grondsoort en bodemgebruik.
Wat doet bodemleven precies?
De organische resten van plantaardige of dierlijke herkomst worden het eerst door bacteriën en schimmels omgezet. Hierbij kunnen voedingsstoffen vrijkomen die voor de plant beschikbaar zijn. Veel voedingsstoffen worden echter ook door deze schimmels en bacteriën opgenomen en zijn dan niet voor de plant beschikbaar. Bacteriën en schimmels worden door veel organismen gegeten en hierbij komen de gebonden voedingsstoffen dan weer vrij.
Een belangrijke groep die bacteriën en schimmels tot voedsel heeft zijn organismen die uit slechts één cel bestaan: de protozoën. Deze leven in een dunne waterfilm rond de bodemdeeltjes. Wanneer de grond voldoende vochtig is kunnen ze zich optimaal ontwikkelen en kan vrijmaking van voedingsstoffen plaatsvinden.
Na de protozoën zijn de aaltjes wat betreft gewicht een belangrijke groep. Deze leven in het algemeen van andere levende organismen en kunnen schadelijk zijn wanneer ze de wortels van cultuurgewassen aantasten. De meeste aaltjes zijn evenwel niet schadelijk en leven van bacteriën, schimmels, aaltjes en algen.
De eerste groep die we met het oog kunnen waarnemen, zijn de springstaarten en mijten. Springstaarten kunnen we in de herfst in plassen op het land vaak dood aantreffen. Ook de kleine grijze beestjes die opspringen wanneer een kamerplant water krijgt zijn springstaarten.
Springstaarten en mijten voeden zich met schimmels en bacteriën. Een deel kruipt door bestaande gangen; anderen maken zelf gangen en hebben dan invloed op de bodemstructuur. Er zijn ook roofmijten die van andere bodemdieren leven.
Een hele belangrijke groep zijn de wormen. Vooral door hun graafactiviteit, hun grootte en hun vermogen om grovere plantenresten te verkleinen zijn ze van belang. Er zijn meerdere soorten, alle met specifieke levenswijzen.
Meten is weten
Het is niet zo dat het bodemleven homogeen in de grond aanwezig is. Het concentreert zich op specifieke plaatsen waar soms sterk van elkaar geïsoleerde evenwichten ontstaan. Daarnaast is het bodemleven afhankelijk van het gebruik van de grond.
Het periodiek bemonsteren en monitoren van bodemleven in de grond geeft een goed beeld van de ontwikkeling van het bodemleven en daarmee de bodemgezondheid. Zo kunnen telers meer grip krijgen op de effecten van de door hen gehanteerde methoden voor het verbeteren van de bodemgezondheid. Meten is dus weten, maar het meten van bodemleven is niet eenvoudig. Er zijn meerdere methoden beschikbaar die veelal een benadering zijn van de werkelijkheid.
Normec Foodcare heeft een methode ontwikkelt waarbij verschillende soorten bodemorganismen uit de grond kunnen worden geïsoleerd en waarbij per soort kan worden vastgesteld hoeveel het er werkelijk zijn. Zo ontstaat het meest betrouwbare beeld van de samenstelling van het bodemleven. Het uitvoeren van een representatieve bemonstering is van groot belang voor een betrouwbare analyse. De specialisten van Normec Foodcare kunnen het monster voor u op de juiste wijze nemen. Door hun jarenlange ervaring op het gebied van bodemgezondheid kunnen ze bovendien een interpretatie geven van de analyseresultaten en advies over eventuele vervolgstappen.
U kunt de volgende analysepakketten laten uitvoeren:
Bodemleven bodemflora | Aerobe bacterien, Anaerobe bacterien, Sulfiet reducerende bacterien, Gisten totaal, Schimmels totaal, Actinomyceten |
Bodemleven screening microfauna | Protozoa, Amoebes, Beerdiertjes, Radardiertjes en Aaltjes (incl. plantparasitaire soorten) |
Bodemleven screening mesofauna | Regenwormen, Potwormen, Springstaarten, Mijten, Duizendpoten, Miljoenpoten en Keverlarven. |
Ledenvoordeel
LTO-leden krijgen korting op labanalyses. Meer weten over de mogelijkheden? Bekijk nu het aanbod!